normal
bold
narrow
normal
bold
Elsenburg, de verdwenen buitenplaats (deel 4). Elsenburg II: Een keurbanket voor 't graag gezicht, vol zwier en praal 1)
Kottman, J.F.P. | Simonis, Jan | Bemmel, Hans J.H.W. van

Elsenburg, de verdwenen buitenplaats (deel 4). Elsenburg II: Een keurbanket voor 't graag gezicht, vol zwier en praal 1)

44e jaargang (bladzijde 147) nr.4 / IN: Periodiek HKM

2017
Elsenburg

Genre

  • Historie

Subject

  • Buitenplaats

Plot

Elsenburg, de verdwenen buitenplaats Deel 4

Elsenburg II: Een keurbanket voor `t graag gezicht, vol zwier en praal 1)

Auteurs: Jaap Kottman
Jan Simonis
Hans van Bemmel


Vooraf
In deze reeks artikelen over de verdwenen buitenplaats Elsenburg, ooit gelegen op het huidige landgoed Doornburgh, worden drie opeenvolgende huizen met de naam Elsenburg beschreven, door ons genoemd Elsenburg I, II en III. Na het introductieartikel over de opkomst van het buitenleven aan de Vecht (Periodiek nr. 3-2016), werd in het tweede artikel een beschrijving gegeven van het eerste Elsenburg (Periodiek nr. 1-2017). Het derde artikel, verschenen in het Periodiek nr. 3-2017, behandelde een hofdicht, opgedragen aan dit buiten en zijn eigenaar Jacob Burggraaf. In deze aflevering komt Elsenburg II onder de aandacht.

Ontwikkeling
In de loop van de zeventiende eeuw groeide het aantal buitenplaatsen langs de Vecht, zo ook in Maarsseveen en Maarssen. Aan het begin van het tweede kwart van de eeuw werden hier de twee eerste buitenplaatsen gevestigd (Huis ten Bosch en Goudestein), vervolgens kwamen er tussen 1625 en 1650 negentien bij en tussen 1650 en 1675 werden er nog eens vijftien gesticht. 2) Daarna werd het minder. Tussen 1675 en 1725 werden er nog twee buitenplaatsen gesticht en tussen 1750 en 1775 slechts één. 3) De toename is ook op verschillende kaarten te zien. Op de kaart van Nieuw-Maarsseveen van Jacob Colom uit 1651 staan dertien buitenplaatsen afgebeeld maar op de kaart uit 1691 van Philibertus Bouttats, worden er al 39 genoemd. Hoewel een aantal zeventiende-eeuwse buitenplaatsen langs de Vecht in 1672 bij de Franse inval werd verwoest, waaronder Cromwijck en Sluisoord, zijn de meeste huizen in Maarsseveen daaraan ontkomen. Zo wisten de Huydecopers hun buitenplaatsen van verwoesting te redden door het betalen van brandschatting.
Opvallend is dat een aantal buitenplaatsen later werd verbouwd of herbouwd, vooral in de achttiende eeuw. Deze vernieuwde huizen waren doorgaans groter, imposanter dan de oorspronkelijke en boden meer mogelijkheden voor gebruik. Vaak ook werd extra grond aangekocht om het terrein te vergroten en zo de tuinen meer aanzien te kunnen geven. Waarschijnlijk werden daarvoor vooral gunstig gelegen buitenplaatsen aangekocht door nog kapitaalkrachtiger personen dan daarvoor. Deze ontwikkeling heeft ook plaatsgevonden bij Elsenburg.

Theodorus de Leeuw
Na de dood in 1713 van de tweede eigenaar van Elsenburg, mr. Cornelis Maire, werd Elsenburg met inboedel verkocht aan François Verboom. 4) Hij had het huis slechts kort in zijn bezit, want op 16 december 1714 verschenen voor notaris Philippe de Marolles te Amsterdam François Verboom uit Leiden, verkoper, en Theodorus de Leeuw, wonende te Amsterdam, koper, die verklaarden een koopcontract gesloten te hebben betreffende:
“(…) de Hoffsteede genaamt Elsenburg geleegen aan de Revier deVegt aen ’t Zand-padt onder de Heerlijkheijd van Nieuw Maarsseveen met desselfs Huijsinge, Stallinge en verdere Timmeragie daar opstaande zoo als tegenwoordig bebouwt, bepoot ende beplant is, met de behangsels en Plaaten in de Huijsinge zijnde (…).” “Ende geschiet desen Koop omme en voor de somma van Vijfftien Duijzend Caroli Guldens eens vrijgelt en in contanten Gelde te betaalen bij d’opdragt dewelke op prima maij aanstaande des jaars zeventien hondert en vijfftien sal moeten geschieden.” 5)
Op 27 december nam De Leeuw van François Verboom ook het contract over voor ‘een Eyke gestoelte’, de zogenoemde Herenbank, in de Dorpskerk van Maarssen: “Wij ondergeschreven kerk-meesteren, in de tijd, van de kerke tot Maarssen, hebben overgedraagen ende bekragtigt, dit voorenstaande Contrakt, opgeregt met den Heer Francois Verboom, aan, Ende ten behoeve van den Heer Theodorus De Leeuw, midts dat den laats genoemden Heer geliefd te betaalen ten behoeve van de kerke een somma van een hondert en twintig Caroli guldens.” 6)

Theodorus de Leeuw, de nieuwe eigenaar van Elsenburg werd geboren in september 1681 en was afkomstig uit een vooraanstaande Utrechtse familie waarvan de leden van oudsher belangrijke ambtelijke functies vervulden in het Utrechtse. 7) Zo was zijn vader in Utrecht ambtenaar geweest belast met de ontvangst van ‘de generale middelen ’s lands’. Theodorus trouwde in 1710 in Amsterdam met Maria de Smeth, geboren in 1667 . Zij was een dochter van Raymond de Smeth, koopman en bankier te Amsterdam. De familie was van oorsprong uit Brussel afkomstig. Na de val van Antwerpen in 1585 waren zij om geloofs- en waarschijnlijk ook economische redenen naar Keulen uitgeweken om zich rond 1650 in Amsterdam te vestigen.
Toen Theodorus en Maria trouwden in 1710 was de bruidegom 28 jaar en de bruid 42 jaar en daarmee 14 jaar ouder dan haar man. Was dit leeftijdsverschil voor hen aanleiding om bij hun ondertrouw onjuiste leeftijden op te geven? Theodorus, zo blijkt uit het Amsterdamse ondertrouwregister, maakte zichzelf drie jaar ouder (31 jaar), dan hij werkelijk was, terwijl Maria drie jaren van haar leeftijd afdeed (39 jaar). Hun leeftijdsverschil werd daarmee op papier teruggebracht van veertien jaar naar acht jaar . 8) Het huwelijk zou kinderloos blijven, gezien de leeftijd van de bruid wellicht niet verwonderlijk.

De Leeuw werd dus in 1714 voor een bedrag van f 15.000,00 de vierde eigenaar van Elsenburg maar dat was niet de enige aankoop die hij deed in die tijd. Hij kocht ook nog eens onroerend goed in Amsterdam en Abcoude. De drie aankopen kostten hem samen f 85.000,00. In de jaren die volgden liet hij de drie panden grondig verbouwen en verfraaien. 9) Dat kon hij zich veroorloven want hij was een zeer vermogend man. In het kohier van de personele quotisatie te Amsterdam van 1742 staat hij op de 27e plaats op de lijst van de 102 hoogstaangeslagenen van de stad, wier belastbaar inkomen f 16.000,00 of meer bedroeg. Volgens de opgave hield het echtpaar De Leeuw-De Smeth er zeven dienstboden op na en bezat het een koets en vier paarden. 10)
De Leeuw was niet alleen een rijk maar ook een maatschappelijk vooraanstaand man. Door de aankoop van de ambachtsheerlijkheid Abcoude en Baambrugge, inclusief het slot van Abcoude, werd hij heer van Abcoude en Baambrugge met alle rechten die daarbij hoorden. Voorts was hij kanunnik van St. Pieter te Utrecht, bewindhebber van de Oost-Indische Compagnie, afgevaardigde voor de Staten van Utrecht bij het College van de Admiraliteit van Zeeland, evenals afgevaardigde bij de Amsterdamse Kamer van de West-Indische Compagnie en Hoogheemraad van de Lekdijk Bovendams. De laatste functie duidt op uitgebreid grondbezit in die contreien.
Het streven naar sociale distinctie komt niet alleen tot uitdrukking in de aankoop van de ambachtsheerlijkheid met bijbehorende titel, maar ook in de opdracht tot bouw van een grafkapel. Al in 1723, ongeveer twintig jaar voor hun dood, gaven Theodorus en Maria opdracht om aan het koor van de Dorpskerk van Abcoude een grafkapel te bouwen. In deze kapel lieten zij een grafmonument oprichten met de familiewapens van hun beide voorouders. Een gebruik dat zij van de adel overnamen, hoewel zij zelf niet uit adellijke families afkomstig waren.
Op het marmeren beeldhouwwerk boven de entree van de grafkapel staat onder de datum 1723 de signatuur I.B. NYS, dat is de Vlaamse beeldhouwer Jan Baptist Nys . P.M. Fischer groot kenner van het werk van vader Ignatius en zoon Jan van Logteren, de bekende achttiende-eeuwse beeldhouwers en stuckunstenaars, denkt echter dat Ignatius van Logteren de ontwerper van het beeldhouwwerk geweest moet zijn en Nys de uitvoerend beeldhouwer. Hij denkt dat omdat de leeuwen boven de ingang sterk overeenkomen met de leeuwen in stucco in het trappenhuis van het huis van De Leeuw aan de Herengracht in Amsterdam. Die leeuwen zijn door Ignatius van Logteren ontworpen. Ook stelt Fischer dat gezien de stilistische overeenkomsten tussen het door Daniel Marot verbouwde Amsterdamse woonhuis van De Leeuw en de kapel in Abcoude, Marot de kapel ontworpen heeft. 11)

Maria overlijdt in Maarssen op Elsenburg in april 1743 en het Maarssense ‘Register van ontvangsten voor begraven’ meldt dan:
“Den 5den (April) is de bekentmaking gedaan wegens ’t overlijden van vrouwe Maria de Smeth, Huysvrouw van De Heer Theodorus de Leeuw, Heer van Abcoude & Baambrug. Dien dag geluydt 3 uure. (Kosten:) 1.10. Den 9 dito is dit lijk tot Abcoude bijgeset en dien dag alhier ook geluydt 3 uuren. (Kosten:) 1.10. (=1 gulden en 10 stuivers).”
Een jaar later, in april 1744, overleed Theodorus op 63-jarige leeftijd in Amsterdam en ook voor hem zou drie uur lang de klok geluid worden. In het Maarssense ‘Register van ontvangsten voor begraven’ wordt dan vermeld:
“Den 7e (April) is tot Amsterdam overleeden de Weled. Gestrenge Heer Theodorus de Leeuw Heere van Abcoude en Baambrugge. Den 9 dito is dit overlijden Alomme op Maarssen & Maarssenveen aan de Voorname Luijden bekend gemaakt en doen geluydt 3 uuren (Kosten:) 1.10.”.
Beiden werden bijgezet in hun grafkapel in de Dorpskerk van Abcoude.

Een nieuw type buitenhuis
Elsenburg I is, zoals in deel 2 van deze reeks is beschreven, gebouwd in 1637. Het is het vroegst uitgevoerde ontwerp voor een buitenhuis van de belangrijke zeventiende-eeuwse architect Philips Vingboons (1607-1678). 12) Het bestond uit een ondiep langwerpig bouwblok, in de breedte ontworpen en slechts één vertrek diep. 13) Op de kaart Een klein gedeelte van de Heerlijchheit van Maerseveen van Jacob Bosch uit 1660 staat Elsenburg afgebeeld tussen de andere buitenplaatsen in het gebied. Het is zichtbaar als een langwerpig huis, dwars op de Vecht, binnen een eveneens langwerpige omgrachting. Daarmee is aangetoond dat het huis ook daadwerkelijk in die vorm is gerealiseerd. Van Luttervelt betwijfelt dat namelijk in zijn boek De Buitenplaatsen aan de Vecht. 14)
Op een kaart uit 1690 van Philibertus Bouttats van hetzelfde gebied heeft Elsenburg eveneens een min of meer langwerpig grondplan binnen een omgrachting. Echter, op een afbeelding van Elsenburg in de platenatlas ‘De zegepraalende Vecht’ uit 1719 is Elsenburg te zien als een bijna blokvormig bouwwerk, waarbij geen omgrachting is te zien. Wat is er tussen 1690 en 1719 met het huis gebeurd? Is in die periode de gracht gedempt en het huis drastisch verbouwd of is Elsenburg I afgebroken, de gracht gedempt en is er een volledig nieuw buitenhuis gerealiseerd?

Waarschijnlijk was het De Leeuw die de schepping van Vingboons drastisch heeft laten verbouwen of laten afbreken en een nieuw huis heeft gebouwd, hoewel deze ingrijpende verandering ook nog kan hebben plaatsgevonden vóór 1714, door Mr. Cornelis Maire. 15) Gezien de grote verschillen met het huis ontworpen door Vingboons, betreft het waarschijnlijk een volledig nieuw huis met een blokvormig grondplan. Wie dit blokvormige huis ontwierp, is tot nu toe onbekend.
Blokvormige buitenhuizen kwamen in zwang vanaf de vroege jaren veertig van de zeventiende eeuw. Vingboons ontwierp in 1642 het eerste vierkante, blokvormige buitenhuis in de Vechtstreek: Driemond aan het Gein, inmiddels verdwenen. Het volgende vierkante huis van zijn hand aan de Vecht was Gansenhoef uit 1655. Bij de latere ontwikkeling van dit type werd ook een plattegrond-indeling gemaakt waarbij niet meer alle vertrekken aan de voor- of achtergevel lagen. Dit noodzaakte tot het aanbrengen van vensters in de zijgevels. Dit betekende dat nu niet langer uitsluitend aandacht bestond voor de vormgeving van de voorgevel, zoals bij het brede, ondiepe type, maar de aandacht tevens uitging naar de andere gevels. Bij het blokvormige type ontstond ook meer aandacht voor een zorgvuldig architectonisch ontwerp van de achtergevel.

Vergelijking van het huis Elsenburg (II) in ‘De zegepraalende Vecht’ met de afbeelding van Elsenburg (I) in Vingboons’ boek ‘Afbeelsels’, laat zien welke verschillen bestaan tussen de twee huizen. Er is helaas geen plattegrond van Elsenburg II, daarom wordt hier de plattegrond van Elsenburg I vergeleken met Gansenhoef als voorbeeld van een blokvormig buitenhuis.
In feite is, zoals eerder gezegd, sprake van de vervanging van het ene type buitenhuis door het andere: de vervanging van het brede, ondiepe type, slechts één vertrek diep, door het blokvormige type met twee rijen vertrekken achter elkaar. Er was nu ook sprake van een volwaardige eerste (hogere) verdieping: het slaapgedeelte. De vergelijking van Elsenburg I met Elsenburg II laat zien dat ook voorgevel en dak veranderd zijn. Bij de nieuwe voorgevel is het uitkijkterras verdwenen en wordt de gevel bekroond door een halfrond fronton. Nieuw is ook de verhoogde toegangstrap naar de voordeur, zoals bij de Amsterdamse grachtenhuizen. Het zadeldak is vervangen door een afgeknot schilddak met schoorstenen op de vier hoeken. De zijgevels hebben vier vensters.
De omgrachting van het huis, zoals afgebeeld op de zeventiende-eeuwse kaarten van het gebied, is op de prent niet meer te zien en is mogelijk gedempt. Verder is een inrijhek afgebeeld. Het staat op enige afstand van het huis aan het jaagpad. Het is een zeventiende-eeuws hektype waarvan de twee vleugels zijn uitgevoerd met rechte, puntige staven tussen stenen pijlers. Bovenop de twee pijlers staan stenen vazen met de wapens van De Leeuw en De Smeth.

Het ontstaan van nieuwe typen, zoals het blokvormige, betekende niet dat het oude type verdween. In feite bestonden er na 1650 allerlei soorten buitenhuizen. “Vele van de eenvoudige huizen op de terreinen van Huydecoper uit de jaren ’40 en ’50, die op de bekende kaart van Colom uit 1660 zijn te herkennen, hebben dezelfde ondiepe opzet als bijvoorbeeld Elsenburch.” 16) Meischke stelt dat het vierkante type, bij alle verscheidenheid, wel het geijkte type van het buitenhuis werd in de achttiende eeuw. 17)
Ottenheym verklaart deze verandering uit een veranderende functie van het buitenhuis waardoor een behoefte ontstond aan meer wooncomfort en dus meer vertrekken:
“Er was een groeiende behoefte om het buitenverblijf als volwaardige residentie te kunnen gebruiken die niet voor een bescheiden landelijk leven in eigen familiekring bedoeld was maar die geschikt moest zijn om het sociale leven van de stad in een plezierige omgeving, met alle stadse luister, voort te kunnen zetten. Het afleggen van visites op een buiten was tijdens de zomermaanden een gewoonte geworden. Dit maakte het wenselijk dat er naast de zaal ook andere representatieve vertrekken waren, zoals een eetzaal en een kleinere deftige kamer. De begane grond van deze buitens bevatte zodoende vertrekken voor de dagelijkse bewoning door het gezin en enkele voorname ruimten voor het ontvangen van gasten. Behalve meer representatieve vertrekken waren er ook meer slaapkamers nodig, voor gasten die uit de stad of van veraf gelegen buitenplaatsen kwamen en die, indien gewenst, bleven logeren. De kamers bevonden zich merendeels op de eerste verdieping.” 18)

Niet alleen de classicistische Italiaanse voorbeelden en de Amsterdamse bouwtraditie (zie artikel over Elsenburg I in Periodiek 1-2017) waren van invloed op de ontwerpen van Vingboons. Een derde factor, - zo blijkt uit het voorgaande citaat - speelde een rol, namelijk de speciale wensen van de notabele opdrachtgevers, die meer dan voorheen representatieve vertrekken in hun buitenhuis noodzakelijk achtten en die, naar men mag aannemen, dezelfde verlangens hadden ten aanzien van het uiterlijk en de tuin van hun buitenhuis. Een groeiende rijkdom in de republiek maakte een nieuwe, deftiger levensstijl mogelijk bij de voornaamsten onder de burgers. “Uiterlijk vertoon moest hierbij de verworven maatschappelijke positie onderstrepen en woon- en buitenhuis waren hierbij mede bepalend voor het prestige.” 19)

Slot
De Leeuw liet niet alleen de schepping van Vingboons drastisch verbouwen of vervangen door nieuwbouw, maar zou ook door meerdere aankopen zijn grondbezit aanzienlijk uitbreiden. Op dit vergrote bezit werd een grote classicistische tuin aangelegd, waarop diverse bijgebouwen een plaats kregen, zeer waarschijnlijk in Franse stijl met de daarbij gebruikelijke beeldengroepen, vazen et cetera.
In het volgende deel van deze reeks worden deze ontwikkelingen beschreven.


Noten
1. Enigszins gewijzigd ontleend aan het gedicht: Speelreis langs de Vechtstroom op de uitgegeevende Gezichten van de Zegepraalende Vecht door Claas Bruin, afgedrukt in ‘De zegepraalende Vecht 1719’.
2. Uit recent bouwkundig onderzoek weten wij nu dat de opdracht voor de bouw van Huis ten Bosch in 1628-1629 niet het ontwerp inhield van een volledig nieuw buitenhuis. Hoogst waarschijnlijk was het een modernisering van een aan het einde van de zestiende eeuw reeds bestaand huis met toren. De modernisering bestond uit de toevoeging van de middenrisaliet, het vooruitspringende middendeel van de gevel, door Jacob van Campen.
3. W.J van Tent, (1972). De buitenplaatsen van de Amsterdamse kooplieden in de zeventiende en achttiende eeuw - hun ontstaan en situering. Doctoraalscriptie Sociale Geografie, p.15 Grafiek 3.
4. Zie deel 2 uit deze reeks. Periodiek HKM nr. 1 2017, p. 36.
5. Bron citaat: Huydecoper Archief bij HUA, archiefnummer 67, Inv. nr. 1166.
Er is bij deze notariële akte van koop sprake van twee data. De datum 16 december 1714 als datum van koop/verkoop van Elsenburg en de datum van betaling van de koopsom vastgesteld in de akte op 1 mei 1715. De daadwerkelijke betaling van de koopsom zou plaatsvinden op 16 april 1715. Van Ditzhuyzen noemt op p. 9 van haar artikel over de eigenaren van Elsenburg een afwijkende koop/verkoopdatum, namelijk 16 april 1716. Zie Periodiek HKM, nr. 1 juni 1993 p. 2 e.v. De datum 16 april klopt, maar dan wel 16 april 1715 en niet 1716 zoals Van Ditzhuyzen waarschijnlijk abusievelijk schrijft. Wij houden als datum aan 16 december 1714, de datum van de koopakte.
6. Bron citaat: Huydecoper Archief bij HUA, archiefnummer 67, Inv. nr. 1166.
7. Deze gegevens en de hieronder genoemde zijn gebaseerd op het artikel van Ger van der Most: De kwartieren van het echtpaar De Leeuw-De Smeth. In: Angstelkroniek 11, juni 2002, p.125. Zie ook van dezelfde auteur: Theodorus de Leeuw (1681-1744), patriciër en bestuurder. In: Van Angstel tot Kromme Mijdrecht. Reeks Utrechtse biografieën. SPOU, Utrecht, 2016, pp.117-121.
8. Van der Most (2002), p. 125. Zie voor ondertrouwregister: Stadsarchief Amsterdam, Indexoverzichten, Ondertrouwregister: 24-01-1710 De Leeuw met De Smeth, Maria. Bron DTB545, p. 237.
9. Ontleend aan R.E. van Ditzhuyzen (1984). Het huis Elsenburg aan de Vecht en zijn eigenaren (1637-1813) p. 182, In: Jaarboek Centraal Bureau Genealogie., Deel 38. Den Haag, pp. 177-199. Ook verschenen in Periodiek HKM, 20e jrg. no. 1 juni 1993, pp. 2-23. Helaas geeft zij niet aan waar deze kennis op gebaseerd is.
10. Van Ditzhuyzen (1984), p.185.
11. Zie: P.M. Fischer (2005). (Bezorgd door E. Munnig Schmidt), Ignatius en Jan van Logteren. Beeldhouwers en stuckunstenaars in het Amsterdam van de 18de eeuw. Alphen aan den Rijn, Canaletto/Repro-Holland BV, 2005. pp. 186-189.
12. Koen Ottenheym (1989). Philips Vingboons (1607-1678) Architect. Het ontwerp met de plattegronden staat afgebeeld in de publicatie van Philips Vingboons: Afbeelsels der voornaemste Gebouwen uyt alle die Philips Vingboons geordineert heeft. Deel I, 1-2 uitgegeven door Joan Blaeu in 1648.
13. Enkele andere vroege buitenhuisontwerpen van Philips Vingboons hebben een overeenkomstig langwerpig grondplan zoals de buitenplaatsen Westwijck in 1637 en Groenhoven in 1643. Zie Ottenheym (1989), p.48.
14. Luttervelt betwijfelt namelijk of het ontwerp van Vingboons wel ooit gerealiseerd is. Zie: R. van Luttervelt (1970). De buitenplaatsen aan de Vecht. De Tijdstroom, Lochem. p.101.
15. Mr. Cornelis Maire betaalde f 6.000,00 voor de buitenplaatse Elsenburg. Door aankoop van grond tot aan de Diependaalsedijk vergrootte hij de buitenplaats tot 6 morgen. François Verboom betaalde er daarna f 9.000,00 voor en verkocht de buitenplaats binnen twee jaar weer door voor f 15.000,00 door aan Theodorus de Leeuw. Mogelijk is de f 6000,00 die Theodorus meer moest betalen een gevolg van de verandering die het huis heeft ondergaan. Gezien de zeer korte periode waarin Verboom eigenaar was, is dat echter onwaarschijnlijk. Kuyper stelt in zijn proefschrift over de verandering van Elsenburg I in Elsenburg II: “The segmental form of the big pediment makes a change before c. 1700 unlikely.” Zie: Dutch Classicist Architecture. Delft University Press, 1980, p. 294, noot 294. We volgen daarom Van Ditzhuyzen in haar geschiedschrijving over Elsenburg die stelt dat onder De Leeuw het huis verbouwd is. Zie R.E. van Ditzhuyzen (1984).
16. Ottenheym (1989), p. 49.
17. In de literatuur vinden wij ook de suggestie dat de verwoestingen die de Fransen tijdens de veldtocht van 1672 in de Vechtstreek aanrichtten, de verbreiding van het blokvormige type enigszins bevorderd zouden hebben. Meischke verwerpt deze these in zijn inleiding bij Munnig Schmidt en Lisman (1997). Plaatsen aan de Vecht en de Angstel, pp.7-23. Zie ook: ‘Herfsttij der buitenplaatsen’ van Roel Mulder. Dit is een artikel over verdwenen buitenplaatsen in: Jaarboekje 2006 van het Oudheidkundig Genootschap Niftarlake, pp.39-55.
18. Ottenheym (1989), pp. 48-49.
19. Ottenheym (1989), pp.175-176.