normal
bold
narrow
normal
bold
Een zeer magnifique Hofsteede genaemt Elsenburg. Elsenburg, de verdween buitenplaats (Deel 5).
Kottman, J.F.P. | Simonis, Jan | Bemmel, Hans J.H.W. van

Een zeer magnifique Hofsteede genaemt Elsenburg. Elsenburg, de verdween buitenplaats (Deel 5).

45e jaargang (bladzijde 30) nr.1 / IN: Periodiek HKM

2018
Elsenburg

Genre

  • Historie

Subject

  • Buitenplaats

Plot

Elsenburg, de verdwenen buitenplaats Deel 5

Een zeer magnifique Hofsteede genaemt Elsenburg, met desselfs fraeye Heeren Huyzinge

Auteurs: Jaap Kottman
Jan Simonis
Hans van Bemmel

In het vorige artikel in Periodiek nr. 4-2017 werd Elsenburg II beschreven als voorbeeld van een nieuw type buitenhuis, het blokvormige. Dit ontstond in het midden van de zeventiende eeuw als gevolg van de veranderende - meer representatieve - functie van het buitenhuis. In dit artikel wordt beschreven hoe deze representatieve functie ook van invloed was op de omvang en inrichting van de gronden behorende bij het buiten.

Grondaankopen
Theodorus de Leeuw heeft zich niet alleen beziggehouden met de verbouwing of nieuwbouw van het huis Elsenburg, maar ook met de uitbreiding van de bij het huis behorende gronden. Bij de aankoop van het huis besloeg het totale terrein 6 morgen. 1) Hij had waarschijnlijk uitvoerig onderzoek gedaan naar de voordelen van de ligging van het buiten. Het huis lag pal aan de Vecht en zijn directe buurhuis was van de roemrijke patriciërsfamilie Huydecoper. De locatie van Elsenburg bood nog een voordeel. Het terrein grensde aan de Diependaalsedijk en er waren mogelijkheden om tuin en akkers door grondaankoop verder te vergroten. In het verlengde van zijn terrein lag ten oosten van de Diependaalsedijk een aantal smalle stroken land dat aan verschillende eigenaars toebehoorde. Aan de oostelijke richting van deze stroken was nog het slagenlandschap herkenbaar van de vroegste ontginningen in Maarsseveen. Deze waren vanuit de Diependaalsedijk en de Nassaustraat (Achterdijk) begonnen. 2)

Theodorus verkreeg al binnen drie maanden na de overdracht van de buitenplaats in 1715 drie morgen bouwland. Het waren leenlanden van de Staten van Utrecht in gebruik door Grietje Jans Otterspoor. 3) Op 25 november 1719 kocht hij voor twee duizend gulden opnieuw drie morgen land, “wijland gelegen in Maarsseveen achter Elsenburg”, van Emerentia van der Burgt, weduwe van Anthonie van Eegeren. In 1721 kocht hij nog drie morgen land van Balthasar Huydecoper: “(…) omtrent twee mergen hooyland… deselve gelegen sijn op Diependaal… strekkende van de Diependaalse Dijk tot achter aande weijlanden toe”, en verder “(…) nog een mergen gesepareert vant land `t welck tegenwoordig toebehorende is de heer Jacob van Lennep , streckende mede van de voorschreven Diepe Daalsen Dijk tot achter aan het heck van de dwarslaan toe.” Met deze aankopen, samen negen morgen, kon hij zijn tuin in classicistische stijl uitbouwen. Maar hij wilde nog meer land. Achter de huidige Dr. Plesmanlaan lagen nog gronden tot aan de Zogwetering, die deels in bezit waren van de Huydecopers. In 1730 kocht hij daar drie morgen land, het Kerkenland genoemd. In 1731 en 1734 kocht Theodorus grond aan van respectievelijk twee morgen en zes morgen 400 roeden. 4) In 1735 voegde hij ook nog het oostelijke deel van de Dwarseikelaan (huidige Dr. Plesmanlaan) aan zijn bezittingen toe. Deze laan lag deels tussen zijn al aangekochte terreinen. Deze laatste aangekochte terreinen, in totaal circa twaalf morgen, bestonden aanvankelijk uit weilanden die hij (voorlopig?) als zodanig in gebruik hield. Omvatte het totale gebied van Elsenburg in 1714 bij de aankoop door Theodorus de Leeuw zes morgen, begrensd door de Diependaalsedijk, na zijn overlijden stond op de verkoopakte van 24 augustus 1744 het gebied aangegeven tot aan de Zogwetering omvattend 26 morgen 400 roeden . 5)

Aanleg en inrichting van de tuin
Op de prent uit De zegepraalende Vecht (1719) waarop de buitenplaats Elsenburg van Theodorus de Leeuw staat afgebeeld, is te zien dat de voorzijde niet op de Vecht was gericht, maar op het zuiden (zie deel 4 in Periodiek no. 4-2017). Het woonhuis lag middenvoor op het terrein, op enige afstand van de Vecht. Het grootste, rechthoekige achterdeel van het terrein dat aansloot aan de Diependaalsedijk lag aan de rechterzijde van het huis. De gebiedsuitbreiding, zoals we hierboven hebben weergegeven, betrof in eerste instantie de aankoop van een aantal stroken land aan de overzijde van de Diependaalsedijk tot aan de huidige Dr. Plesmanlaan. Deze stroken behoorden aan verschillende eigenaars die hun land in gebruik hadden als bouwland, weiland of hooiland. Theodorus maakte van het totaal één grote rechthoekige, classicistische tuin. Op een kaart uit 1769 is in grote lijnen de indeling van die tuin aangegeven .
In het midden van de tuin liep een brede, rechte oprijlaan met bomen vanaf de zijkant van zijn huis in oostelijke richting naar de Diependaalsedijk en was daar afsluitbaar met een hek. Op enige afstand zuidelijk van deze laan was een tweede bomenlaan aangelegd, evenwijdig aan de eerste en een dwarslaan die beide lanen kruiste. Aan de overzijde van de Diependaalsedijk was een dam aangelegd in de sloot langs de weg. Vandaar liep de eerste bomenlaan rechtdoor in oostelijke richting tot aan de Dwarseikelaan, de huidige Dr. Plesmanlaan. De laan vormde zo een lange zichtlijn vanaf het huis. De tweede bomenlaan liep eveneens rechtdoor vanaf de sloot maar vermoedelijk was op die plek geen dam aangelegd. Waarschijnlijk liep daar ook een tweede dwarslaan. Er zijn geen gedetailleerde afbeeldingen van de tuin uit die periode bekend. Op de kaart is te zien dat bij de aanleg van de tuin door de indeling met de gekruiste lanen de mode is gevolgd die bij de Franse classicistische tuinen hoorde. Het achterste door Theodorus aangekochte deel, tot aan de huidige Zogwetering, dat al als weiland in gebruik was, had hij nog niet kunnen ontwikkelen, of hij koos ervoor het zo te laten.

De verkoopadvertenties van het buiten na het overlijden van De Leeuw geven nog meer zicht op de inrichting van de gronden van Elsenburg: genoemd worden onder andere de opstallen, de tuin, de decoraties, de bijzondere bomen en de aanwezige dieren. Een advertentie in de Amsterdamsche Courant van 22 augustus 1744 ter verkoop van Elsenburg, zegt: “Een zeer magnifique Hofsteede genaemt ELSENBURG, met desselfs fraeye Heeren Huyzinge, Stal voor 14 Paerden, Koetshuys en Thuynmans Wooning & c., geleegen aen de Rivier de Vegt by Maerssen, groot circa 16 morgen, en nog omtrent 12 morgen schoon Weyland daer agter aen geleegen.”
Totaal dus circa 28 morgen x 0,848 ha is bijna 24 ha groot. De zinsnede “nog omtrent 12 morgen schoon Weyland daer agter geleegen” wijst op de voortzetting van het perceel van Elsenburg naar de andere kant van de Diependaalsedijk, zoals we hierboven al noemden.
Van Ditzhuyzen schrijft dat uitdrukkelijk werd aangegeven wat wel en wat niet onder de verkoop viel. Inbegrepen zijn alle behangsels in het huis en het speelhuis en ook de beelden in de nissen in het gebouw tegenover het huis. Niet inbegrepen waren:
“(…) de verdere beeldengroepen, kindertjes, borstbeelden, sphinxen, termen en de piedestallen en kokers alsmede vasen en potten en de spheerzonnewijzer met hun piedestallen en volière achter het huys’.” Uitgesloten van de verkoop zijn eveneens: “de orangerie en bijgewassen, herten of ander vee noch tuinmansgereedschappen, broeibakken en ramen daarbij.” 6)
Kennelijk was het afzonderlijk verkopen van deze goederen winstgevender, want op 8 september wordt in de ‘Amsterdamsche Courant’ aangekondigd:
”Verkoping op Woensdag de 9 Sept. en volgende dagen op de Hofstede Elzenburg by Maerssen, van een grote party capitale Marmore en Hardsteene Beelden, Groepe, Vazen en hare Pedestalle en verdere Ornamenten, een uitmuntende party Oranje, Limoen, Laurier, Mirtus en andere Boomen en Bygewassen, Harten en ander Vee, Tuynmans Gereedschappen, een nette en fraye Inboel, en ’t geen verders zal vertoont worden; alles 2 dagen voor de Verkoping te zien.”

Hek, vazen en sfinxen
Op het landgoed Doornburgh zijn nog verschillende objecten te vinden die herinneren aan het buiten Elsenburg II. Op dezelfde plek waar vroeger het zeventiende-eeuwse hek stond dat afgebeeld staat op de prent van Elsenburg in De zegepraalende Vecht (1719), staat nu een prachtig hek langs de Vecht dat de naam ‘Doornburgh’ draagt. Ooit droeg dit hek echter de trotse naam ‘Elsenburgh’. Naar alle waarschijnlijkheid is het woorddeel -Elsen- later vervangen door het woorddeel -Doorn-. Uit de twee burchten op het hek steken ook elzentakken en geen doornentakken. Het geheel uit smeedijzer opgebouwde hek stamt vermoedelijk uit circa 1730 . 7) Gezien deze datering, heeft zeer waarschijnlijk Theodorus de Leeuw dit hek laten plaatsen. 8)
Behalve het hek zijn op het landgoed nog meer objecten te vinden die restanten zijn van Elsenburg: een watergang, een sluisje aan het Timmermanslaantje om het waterpeil te kunnen reguleren ten opzichte van de toen hoger gelegen Vecht en het bekende botenhuisje aan hetzelfde laantje. Minder bekend is dat er nóg enkele objecten bewaard zijn gebleven, niet op het buiten in Maarssen, maar elders.
Van Luttervelt zegt in zijn boek ‘De buitenplaatsen aan de Vecht’ dat de buitenplaats Zijdebalen bij Utrecht opviel door het aantal en de kwaliteit van de beelden in de tuinen van het landgoed. Daaronder bevonden zich nogal wat beelden en ook vazen van Jacob Cressant. Over twee vazen maakt hij dan de volgende opmerking: “gekocht uit de boedel van een zekeren De Leeuw die afkomstig kunnen zijn geweest van Elseburg”. 9) De vazen staan afgebeeld op tekeningen van de tuin van Zijdebalen rond 1745, gemaakt door Jan de Beijer. 10) Het betreft de tekening ‘Gezicht over de parterre op het Bergje’ (1745) en daarop is een triomfboog te zien met daaronder de twee tuinvazen die door Van Luttervelt bedoeld werden .
De twee vazen zijn bij het verdwijnen van Zijdebalen niet verloren gegaan, maar bevinden zich nu in het Rijksmuseum. Op de website van het museum staat het volgende over de vazen:
“De twee tuinvazen met de vier seizoenen zijn vrijwel zeker gemaakt voor de buitenplaats Elsenburg in Maarssen, eigendom van de Amsterdamse koopman Theodoor de Leeuw. De klassieke vorm is op verschillende plaatsen opgesierd met asymmetrische ornamenten die de rococostijl aankondigen. Voorbeelden zijn de grote kuiven boven de reliëfs die de seizoenen verbeelden.“ Beide marmeren vazen hebben een deksel dat door een vlammend hart wordt bekroond. De hengsels bestaan uit vrouwenkoppen die via hermenlichamen (rechthoekige, naar onder enigszins taps toelopende zuil, auteurs) in ramskoppen overgaan. De vazen zijn 114 cm hoog. De signatuur, onder het reliëf van de Zomer, luidt: 'I. CRESSANT. F. ANNO 1714'. De vazen werden dus gemaakt in hetzelfde jaar waarin Theodorus de Leeuw Elsenburg kocht!
De beeldhouwer Jacobus Cressant (1685- rond 1759) werd geboren in het Franse Abbeville. Hij bracht een groot deel van zijn leven in Nederland door. Hij maakte, zoals gezegd, verscheidene beelden en vazen voor de tuin van Zijdebalen en naar nu blijkt, werkte hij ook voor Elsenburg. Na zijn verhuizing naar Amsterdam werkte hij onder andere mee aan het nieuwe stadhuis, waarvoor hij een schoorsteen maakte. Rond 1751 keerde hij terug naar Frankrijk en overleed daar rond 1759.
Het is begrijpelijk dat de vazen niet zomaar als boedel met het huis mee verkocht werden. Ook in die tijd vertegenwoordigden dergelijke door een bekende kunstenaar ontworpen marmeren vazen een zeer hoge waarde. Vele bijzondere objecten uit buitenplaatsen werden in die periode apart geveild en aangekocht door rijke, veelal buitenlandse liefhebbers. Soms worden dergelijke stukken tegenwoordig opnieuw aangeboden en kunnen dan weer in Nederlands bezit komen.

Op elke vaas worden twee seizoenen uitgebeeld door middel van goden en godinnen. Op de tuinvaas gedecoreerd met de Winter en de Lente, wordt de Lente voorgesteld door Flora, Romeinse godin van de lente en de bloemen. Flora is in tuniek en mantel en met ontbloot bovenlichaam; zij draagt een krans van rozen in het haar. Op de andere zijde van de vaas wordt de Winter voorgesteld in de persoon van de mythische godheid Chronos, de god van de tijd. Zijn attribuut, de zeis in zijn linkerhand, verwijst naar de eindigheid van het jaar, maar ook naar de vergankelijkheid van het leven..
Op de tweede vaas, gedecoreerd met de Zomer en de Herfst, staat Ceres, godin van de landbouw en het graan; zij beeldt de zomer uit. Zij heeft een schoof graan in de rechterarm en een sikkel in de linkerhand. Op de andere zijde van deze vaas is Bacchus, Romeinse god van de wijn, de roes en de dronkenschap, als Herfst voorgesteld. Hij krijgt van een jongetje, om wie hij zijn rechterarm heengeslagen heeft, een kelk aangeboden en met zijn linkerhand neemt hij een tros druiven uit een mand die hem door een meisje wordt aangereikt.

Van Luttervelt noemt in zijn boek nog twee objecten die overgebleven zijn van Elsenburg. Dit zijn twee sfinxen met wapens van De Leeuw en De Smeth, die zich bevinden op kasteel Rechteren te Dalfsen en die, zo zegt hij, waarschijnlijk de tuinen van Elsenburg ooit gesierd hebben. In de verkoopadvertenties van Elsenburg, zie boven, worden inderdaad ook sfinxen genoemd. Nader onderzoek leert dat de sfinxen nog aanwezig zijn in de tuin van het kasteel Rechteren. Het betreft twee sfinxen die fungeren als wapenschildhouders van De Leeuw en De Smeth.
Het familiewapen van Maria de Smeth bestaat uit drie hoefijzers op goud . Dit wapen is een zogenoemd ‘sprekend’ wapen; het verwijst naar de betekenis van de naam De Smeth, namelijk De Smit, denk aan hoefsmid. Symbolisch staat het hoefijzer voor ‘geluk’.
Het wapen van de familie De Leeuw is op zilver en in vieren gedeeld: 1 en 4 met een zwarte gaande leeuw, 2 en 3 met drie zwarte rozen met gouden harten. De leeuwen in het wapen verwijzen naar de familienaam en staan wellicht ook voor de symbolische betekenis ‘dapper, moedig’. De roos met een gouden hart is een veel voorkomende figuur in de heraldiek en staat onder andere voor liefde, schoonheid en jeugd.
In het midden van het wapen van De Leeuw op afbeelding 9 staan ook nog drie zuiltjes die niet te zien zijn op het wapen van afbeelding 8 . Dezelfde zuiltjes zijn ook terug te vinden op de wapens van het echtpaar De Leeuw-De Smeth in hun grafkapel te Abcoude. Het zijn de zuiltjes uit het wapen van de heerlijkheid Abcoude-Baambrugge. 11) Ze zijn dus door De Leeuw aan zijn wapen toegevoegd na zijn aankoop van de ambachtsheerlijkheid Abcoude en Baambrugge uit de bezittingen van de Staten van Utrecht.

Nieuwe eigenaren: de afbraak van Elsenburg
Bij de dood van De Leeuw in 1744 werd het huis verkocht aan mr. François de Witt voor de som van f 30.500,00. Vermoedelijk veranderde er weinig aan de buitenplaats tijdens zijn leven. Hij stierf in 1775. Zijn zoon Jan de Witt (1755-1809) erfde de buitenplaats en in 1780 kocht hij het naast Elsenburg gelegen kleine buiten Somerbergen. Vermoedelijk liet hij daarna de tuin veranderen en opnieuw inrichten tot een zogenaamde Engelse landschapstuin volgens de nieuwe inzichten en trends van de tuinarchitectuur. De tuin van Somerbergen met theekoepel werd zo in het geheel van de tuinen van Elsenburg opgenomen. Toen hij in 1787 als patriot uit al zijn functies werd gezet, vertrok hij naar Brussel en vervolgens naar Parijs. Spoedig na zijn terugkeer in 1795 liet hij het huis afbreken en daarmee kwam er een eind aan Elsenburg II.

Noten
1. De oppervlaktemaat ‘morgen’verschilde per plaats. In Utrecht was de morgen anno 1629 0,828 ha. In Amsterdam was de morgen 0,813 ha. In Utrecht is later sprake van 0,848 ha. Bron: Meertens Instituut. De opgegeven oppervlakten van grondbezit zijn daarom allemaal bij benadering.
2. M. Bous e.a. (2007). Maarssen, geschiedenis en architectuur, monumenten-inventarisatie Provincie Utrecht. p. 23. Een slagenlandschap ontstond bij veenontginningen. Er werden vanuit een zogenaamde ontginningsas, bijvoorbeeld een weg of oeverwal, lange, smalle en evenwijdige percelen aangelegd, meestal van elkaar gescheiden door kilometerslange ontwateringssloten.
3. R.H.C. van Maanen (1992). Familiegeld (1721-1724) en het Oudschildgeld (1724) in het gerecht Oud-Maarsseveen en Neerdijk en Nieuw-Maarsseveen p. 50.
4. Het Utrechts Archief toegang 67. Huydecoper Archief inv. nr. 1166.
5. Verkoopacte 24 augustus 1744 van Elsenburg met landerijen. Utrechts Archief toegang 67. Huydecoper Archief, inv. nr. 1166.
6. R.E. van Ditzhuyzen (1984). Het huis Elsenburg aan de Vecht en zijn eigenaren (1637-1813) p. 186-187. In: Jaarboek Centraal Bureau Genealogie, Deel 38. Den Haag, pp. 177-199.
7. Het hek heeft een dubbel stempelmerk met rechts de initialen LL. Een soortgelijk merk (met initialen IL, dat is I. Limroth, een Zweedse smederijbaas) is te zien op het monumentale hek, gedateerd 1729, van het West-Fries Museum in Hoorn.
Zie: Peter Meijer (2002). Hekken in Nederland. Waanders Uitgevers, Zwolle/Rijksdienst voor de Monumentenzorg, Zeist. p. 32.
8. Het hek aan de Diependaalsedijk met de tekst DOORN-BURGH stamt gezien de stijlkenmerken uit de periode 1770-1800.
9. R. van Luttervelt (1970). De buitenplaatsen aan de Vecht. De Tijdstroom, Lochem p.196 (vazen) en p.192 (sfinxen).
10. Zie: Zijdebalen-Lusthof aan de Vecht. Tuin- en tekenkunst uit het begin van de 18e eeuw. Centraal Museum Utrecht, 1981. Op pp. 40 en 41 wordt bij de tekening ‘Gezicht over de parterre op het Bergje’ opgemerkt: “In de triomfboog twee zeer grote vazen door Cre(s)sant, voorstellende de Vier seizoenen”.
11. De foto’s van de sfinxen zijn door de rentmeester van kasteel Rechteren aan ons ter beschikking gesteld, waarvoor hartelijk dank. Dank ook aan Wim Timmer voor de verklaring van de zuiltjes in het wapen van Theodorus de Leeuw. De zuiltjes herinneren aan de heren van Zuilen. Die relatie is er volgens Wim Timmer inderdaad, want de zuiltjes komen voort uit het adellijke, uitgestorven geslacht Van Abcoude; een middeleeuwse afsplitsing van de heren van Zuilen.